Hoe ontstaan
edelstenen en kristallen?
Onze aarde herbergt meer schatten dan ik op deze website laat zien, veel meer zelfs. Echter, uit de honderden soorten kristallen en edelstenen heb ik een selectie gemaakt op basis van de indeling die kristallenexpert Emma Lucy Knowles maakt; overzichtelijk en behapbaar. Ook de combinatie tussen mindfulness en kristallen zal ik uitgebreid toelichten.
Maar eerst wil ik je kort iets vertellen over hoe edelstenen en kristallen ontstaan. Miljarden jaren geleden was onze aarde slechts een grote vuurbal. Maar door het afkoelingsproces begon de aarde te verstenen. Gaandeweg waren er steeds minder vulkaanuitbarstingen. Tijdens de afkoeling ontstonden er vulkanische gesteenten. Edelstenen zijn stenen die geslepen kunnen worden, mooi en zeldzaam zijn maar het licht moet er ook mooi doorheen schijnen als ze geslepen zijn. Voorbeelden hiervan zijn diamant, robijn, smaragd, opaal en saffier. Alle andere stenen worden halfedelstenen genoemd.
Edelstenen met een minerale oorsprong worden gevonden in gesteente of in sedimenten. We kunnen deze onderverdelen in drie hoofdgroepen: magmatisch, sedimentair en matamorf.
Magmatische gesteenten
Deze worden als eerste (primair) gevormd. Ze worden ook wel stollingsgesteenten genoemd. Ze zijn ontstaan door stolling van magma, dat afkomstig is uit de diepere lagen van de aardkorst.
Magma dat aan de oppervlakte uitbarst, de lava, vormt extrusieve gesteenten. De lava koelt snel af en de kristallen (fijnkorrelig) zullen dan ook klein zijn.
Intrusief - of ganggesteente is gesteente dat langzaam diep onder de aardkorst stolt. Dit proces kan miljoenen jaren duren. Hoe langzamer gesteente afkoelt en stolt, hoe groter de kristallen (grofkorrelig) en dus ook de edelstenen die erin worden gevormd. Als de lava in druppels wordt uitgeworpen koelen deze zo snel af dat kristallen zich niet kunnen vormen. Zo ontstaat bijvoorbeeld obsidiaan, een vulkanisch glas.
Voorbeelden van primair gevormde stenen zijn agaat, amethist, carneool en fluoriet.
Sedimentaire gesteenten
Deze gesteenten worden als tweede (secundair) gevormd. We noemen ze sedimenten of afzettingsgesteenten en worden gevormd door verwering en erosie. Zo ontstaat een ophoping van fragmenten van gesteenten. Deze resten van afgebroken gesteenten worden uiteindelijk op het vasteland of in de zee in lagen afgezet en zo ontstaat weer nieuw gesteente. Gesteente is dus eigenlijk altijd aan verandering onderhevig, ook al zien we dat niet.
Sedimentaire gesteenten hebben een duidelijke gelaagdheid. Ze zijn vaak ook rijk aan fossielen.
Voorbeelden van secundair gevormde stenen zijn chrysocolla, heliotroop en jaspis.
Metamorfe gesteenten
Metamorfe gesteenten worden als derde (tertiair) gevormd en heten ook wel vervormingsgesteenten. Het zijn magmatische of sedimentaire gesteenten die onder invloed van temperatuur en druk, bijvoorbeeld tijdens de plooiïng van bergketens, onder het aardoppervlak nieuwe gesteenten vormen met daarin nieuwe mineralen. Tijdens dit proces kunnen zo edelstenen ontstaan, bijvoorbeeld granaten en robijnen.
Kenmerken bij metamorfe gesteenten zijn de grote kristallen, de zijdeglans en de zachtgeronde verweringsvorm.
Voorbeelden van tertiair gevormde stenen zijn haroïet, lapis lazuli, nefriet en rhodoniet.